Dag 14: Chinese cowboys

22 juni 2016 - Zhangjiajie, China

's Ochtends vroeg ga ik weer weg uit Changsha. Ik heb de eerste metro van de dag richting het station. Uiteindelijk had mijn trein bijna een uur vertraging en had ik me best nog een keer om kunnen draaien maar dat mag de pret niet drukken. Tot nu toe zat ik eigenlijk alleen maar in hogesnelheidstreinen als ik naar de volgende plaats ging, maar nu zit ik ik een trein die een stuk langzamer gaat en er ook wel een stuk ouder uit ziet. En ik zeg wel zit, maar ik had natuurlijk voor een paar euro extra wel lekker een hard bedje geboekt voor deze vijfurige rit. Het bed ziet er beslapen uit en van de 62 andere bedden in de wagon komt weer erg veel lawaai, maar eigenlijk is het best comfortabel reizen zo en kan ik mooi nog een uurtje slaap inhalen.

In de middag kom ik aan in Zhangjiajie, dit zou een van de mooiste plekken van China moeten zijn. Mijn verwachtingen zijn zo hoog dat ik bijna alleen nog maar teleurgesteld zou kunnen worden. Vanaf het station volgt een lange busrit tot aan het dorpje Wulangyu, wat vlakbij de oostingang van het natuurpark ligt en waar het een stuk rustiger zou zijn dan in de stad zelf. Dat was misschien jaren geleden zo. Het 'dorp' staat helemaal volgebouwd met restaurants en grote hotels, en de straten worden geblokkeerd door immense touringcars. Het dorpje wordt hier overrompeld door de zogenaamde Chinese cowboys. Dit zijn Chinese mannen en vrouwen, waarvan ik de leeftijd nooit heel goed kan schatten maar ik denk een jaar of 60, met een cowboyhoed op die zich met een touwtje stevig aan hun kin vasthoudt, een thermoshirt met een motiefje als die van oma's gordijnen, een afritsbroek met allemaal zakken op handige plaatsen die ongetwijfeld vol verrassingen zitten, daaronder nog een donkere legging, een paar stevige wandelschoenen, overwegend groene handschoenen en in elke hand een glanzende nordic walking stok, het is werkelijk een prachtig gezicht en je hoort ze al van ver aankomen. Het lijkt hier hard te gaan met het toerisme, want er wordt ook nog volop bijgebouwd. Dit is overigens ook een reden waarom ik weer eens mijn hostel niet kon vinden, omdat ik blijkbaar eerst nog een modderig bouwterrein moest oversteken om er te komen. Het hostel wordt gerund door een jongeman en zijn moeder. Hij spreekt best goed Engels en geeft me tips en uitleg over het park en zij spreekt geen woord Engels maar duwt daarentegen met een lieve lach continu allemaal eten in mijn handen. Het is een huiselijk hostel en 's avonds ontmoet ik hier een Chinese geneeskundestudent met wie ik afspreek morgen het park te gaan verkennen. Hij vertelt later chirurg te willen worden, deels vanwege het feit dat chirurgen hier het meest verdienen en hij dan geld heeft om te kunnen reizen. Wanneer ik echter hoor dat een chirurg hier per maand net zoveel verdiend als ik een paar jaar geleden bij mijn vakantiebaantje waarbij ik zonder enige vorm van opleiding op mijn slippers door het archief sjokkend wat dossiers bij elkaar aan het zoeken was heb ik toch wel een beetje met hem te doen.